Blog

Ken je de familie Adalgar nog? Die familie die overal hun stempel achterlaat? Natuurlijk wel, ik heb een tijdje terug nog een complete blog gewijd aan hun familiewapen. Dit keer een blog over het lievelingsboek van één van de Adalgars.

Er is namelijk een Adalgar die bijna elke dag hetzelfde boek leest. Laten we hem voor het gemak even de Gretige Lezer noemen. Hij kent zijn favoriete boek van a tot z en iedere keer als hij het boek uit heeft, begint hij gewoon weer opnieuw. Natuurlijk is er niets mis met het hebben van een favoriet boek, maar wanneer het een eeuwenlange obsessie wordt, is het ongezond. En dat is nog zacht uitgedrukt.

Het boek zelf ziet er ook ongezond uit: het is in een verre staat van ontbinding. Het ding is oud en zo erg versleten dat het bijna uit elkaar valt. Het ruikt ook muf. Toch is het boek nog steeds vrij goed te lezen. Het heeft de tand des tijds doorstaan, op wat littekens na, maar dat is nu eenmaal onontkoombaar. Niets kan zonder kleerscheuren ontsnappen aan de tijd.

De Gretige Lezer heeft een haat-liefdeverhouding met zijn favoriete boek. Hij houdt van de kennis die het boek hem geeft, maar de inhoud frustreert hem ook. Het staat volgens hem vol met tegenstrijdige adviezen en vooral veel geslijm. ‘Nederig gezever,’ zoals de Gretige Lezer het zelf noemt. Hij vloekt dan ook regelmatig op het boek terwijl hij het leest. Iets waar niemand uit zijn omgeving nog van opkijkt.

De Gretige Lezer heeft ook een favoriete quote. Een zin die hem altijd aan het lachen maakt, maar ook geruststelt. Het is een zin die alles zegt over wat hij voor iemand is. Hij spreekt de zin regelmatig hardop uit, vaak zonder dat hij er erg in heeft. Meestal ’s nachts, wanneer hij de slaap niet kan vatten en naar het plafond ligt te staren.

‘Iedereen ziet wat u schijnt te zijn,’ zegt hij dan tegen zichzelf in de duisternis. Hij laat vervolgens bewust een pauze vallen in de zin en grijnst. ‘Maar weinigen weten wat u werkelijk bent.’

Jan

Ik heb een zwakke plek voor koppige personages, niet op de laatste plaats omdat ik het zelf ook ben. Ik vind het geweldig om iemand neer te zetten die standhoudt, terwijl de kansen op succes zo goed als nihil zijn. Mensen die elke keer weer opstaan en doorgaan, hoe vaak ze ook uit het zadel vallen. Ook al betalen ze soms een hoge prijs voor die koppigheid, ze geloven in iets en wijken daar geen centimeter voor. Natuurlijk is koppigheid tegelijkertijd ook een grote zwakte, maar het geeft iemand wel karakter, een doel waar hij in gelooft.

In Gevleugelde Duisternis zit een personage dat de overtreffende trap van koppig zijn heeft bereikt. Het is een personage dat geen grote rol speelt, maar wel een belangrijke representatie is van de bewoners en hun mentaliteit. Het personage in kwestie heeft een boerderij aan de rand van de wereld. Op zich niets vreemds zou je zeggen, ware het niet dat hij een boerderij heeft in een post-apocalyptische wereld vol draken en andere gedrochten.

De locatie van zijn boerderij is ook vrij ongelukkig gekozen. Die ligt vlakbij een gigantische tunnel die toegang biedt tot de Onderwereld, waar ik in mijn vorige blog al iets over verteld heb. Dat betekent veel volk en nog meer problemen. Zijn boerderij wordt dan ook regelmatig geplunderd of in brand gestoken.

Een normaal mens had dus al lang zijn biezen gepakt, maar dit personage niet. Hij laat zich niet van zijn stuk brengen door zulke gebeurtenissen. Hij gaat stug verder met zijn leven en plaatst gewoon weer nieuwe gewassen. Dat gaat al jaren zo. Het personage gaat zelfs zover in zijn koppigheid, dat sommige draken hebben besloten om hem met rust te laten. Niet uit bewondering, maar uit medelijden.

De grens tussen het personage bewonderen of afschilderen als compleet gestoord is vrij dun. Maar dat is denk bij veel mensen die geloven in iets wat voor anderen onbereikbaar of hopeloos lijkt. Zolang er maar één persoon is die er wel in gelooft, lijkt het mij helemaal niet zo gek om een boerderij te beginnen tussen de draken. Ik heb weleens vreemdere dingen gezien.

Jan

Onder het aardoppervlak is er in het boek meer leven dan boven de grond. Er bevindt zich een oude beschaving die zich eeuwenlang in het duister heeft gehuld. Een wereld met een immense infrastructuur, geregeerd door wezens met weinig goede intenties. Ook met weinig creatieve intenties, gezien ze hun wereld voor het gemak de Onderwereld hebben genoemd. Vrij letterlijk en cliché, maar het blijft tenminste wel hangen bij iedereen en het is ook gelijk duidelijk waar je vandaan komt als je die naam laat vallen.

Die simplistische manier van denken, heeft er ook voor gezorgd dat routes en plaatsen voor de hand liggende namen hebben gekregen. De Vallei des Doods is daar een goed voorbeeld van. Op de afbeelding hierboven, een schets uit 2005, vang je een kleine glimp op van hoe die gezellige vallei eruitziet. Het lijkt op het eerste gezicht op een vreemde, gevaarlijke rotsformatie waar iemand doorheen wandelt, maar het zijn geen rotsen die je ziet. Die kerel daar loopt op zijn gemak door een ribbenkast.

De Vallei des Doods is een immens kerkhof van beesten die gestorven zijn tijdens de vele oorlogen die plaatsvonden in de Onderwereld. De overblijfselen vormen een netwerk van wegen en tunnels. Het zegt iets over de manier waarop er met obstakels wordt omgegaan door de bewoners. In dit geval wordt het gigantische lichaam van een gesneuveld beest niet verplaatst, maar wordt het gewoon onderdeel van een weg. Praktisch, maar wellicht liggen er luie overwegingen aan ten grondslag.

Jan

Het leek me belangrijk om een blog te wijden aan één van de redenen waarom ik een fantasyboek schrijf. Dat komt natuurlijk doordat ik simpelweg gefascineerd ben door fantasy, maar die fascinatie begon met een film die ik als kind zag, en waar ik toen doodsbang voor was: Dragonslayer (uit 1981), een film waar je als liefhebber van fantasy niet omheen kunt.

De draak is de ster van de film. De naam van het dier is wellicht wat lang, Vermithrax Pejorative, maar hij is zeker passend. Vertaald betekent het zoiets als ‘de draak uit Thracië die dingen erger maakt’. Geloof me, daar blinkt deze draak behoorlijk in uit.

Ik was ongeveer zeven toen ik Dragonslayer voor het eerst zag, en ik ben nog nooit zo bang geweest. Er gebeuren ook vrij heftige dingen in de film: maagden worden geofferd en mensen vliegen in de fik. Standaard drakendingen, maar niet iets wat je vaak ziet in een Disneyfilm. Er gebeuren sowieso veel duistere dingen in fantasyfilms uit de jaren 80, ook al waren die voor de jeugd bedoeld. En daar is eigenlijk ook niets mis mee.

Tegenwoordig zijn veel jeugdfilms helaas gevuld met brave verhaallijnen en stuiterende karikaturen die dringend een dosis Ritalin nodig hebben. Ik klink misschien als een oude lul, maar ik hou niet zo van brave helden en verhaaltjes waar alle scherpe randen vanaf zijn gehaald, omdat we anders misschien tere kinderzieltjes zouden kunnen kwetsen. Gelukkig ben ik geen kinderboek aan het schrijven, dus dat scheelt.

Dragonslayer was hoe dan ook een openbaring. Het was de eerste keer dat ik een draak zag, en dat is me altijd bijgebleven. Ik vond het beest angstaanjagend, maar tegelijkertijd was hij stoer en indrukwekkend. Het was voor mij een dino die vloog en vuurspuwde. Een combinatie die ik geweldig vond en waar mijn mond van openviel.

Dat ding op het scherm was ook echt voor mij. Nu nog steeds. Het leeft. Je ziet het ademen, nadenken en bewegen als een intelligent roofdier. Ook al zijn de effecten gedateerd, het is een wonderlijk beest om te zien bewegen en tekeergaan.

Tot vandaag is Vermithrax wat mij betreft nog steeds de meest indrukwekkende draak die ooit op het grote witte doek te bewonderen is geweest. Zowel qua ontwerp als dreiging. Dat laatste komt vooral doordat het lang duurt voor je haar ziet (ja, het is een zij). En wanneer je haar in volle glorie ziet, is dat één van de beste onthullingen uit de geschiedenis van monsterfilms. Een onvergetelijke scène.

In de scène in kwestie staat de held van de film op een rots bij een meer van vuur, in de grot van de draak. Tergend langzaam zien we vervolgens hoe de draak achter de nietsvermoedende held uit het meer tevoorschijn komt. Ze blijft maar stijgen, steeds groter en dreigender wordend. De held ziet de reflectie van de draak in het meer en draait zich geschrokken om. Vervolgens spreidt de draak haar vleugels, ademt diep in en laat een vuurzee neerdalen op onze held, die zich net op tijd kan verschuilen achter zijn schild. Een klassieke confrontatie, maar briljant opgebouwd en uitgevoerd.

En nu, ruim 25 jaar nadat ik die film voor het eerst zag, ben ik bezig met een boek dat vol zit met draken, vuur en chaos. Ik denk dat ik die oude Vermithrax, waar ik ooit doodsbang voor was, stiekem veel dank verschuldigd ben. Ze is een belangrijke inspiratiebron geweest en een meetlat, waar helaas niet veel aan kan tippen. Tenzij we ooit echte draken ontdekken (of maken), maar ik vrees dat zelfs die voor mij ook in de schaduw zullen staan van Vermithrax.

Jan

Iedereen heeft er wel eentje. Een stoel, een bank of iets anders met vier poten waarop je kunt zitten, die helemaal van jou is. En iedereen die het waagt om daarop te gaan zitten, wordt er vriendelijk op geattendeerd om zijn zitvlak naar een andere bestemming te verplaatsen. Natuurlijk zijn er ook mensen die beweren dat ze niet zo’n stoel hebben, maar die vertrouw ik niet. Dat zijn mensen die poppenkast spelen. Ze zijn wel degelijk gekwetst wanneer iemand op hun plekje gaat zitten, maar laten het niet merken. Ze zeggen dan vaak dingen als: ‘Dat is eigenlijk mijn stoel, maar ga zitten. Geef niets, joh.’ De kans is echter groot dat ze vanbinnen huilen en hopen dat de nachtmerrie snel voorbij zal zijn.

Laten we dat soort mensen vergeten. Die zijn toch niet meer te redden en bovendien niet belangrijk. Ik wil dat je even nadenkt over je eigen favoriete zetel. Focus je op zo’n stoel of bank en probeer het ding voor je te zien. De kleuren, de geuren en hoe het aanvoelt. Alle perfecties en imperfecties. Zie je hem voor je? Natuurlijk wel. Daar staat ie: jouw favoriete vriend op vier poten of meer, die altijd klaarstaat wanneer je hem nodig hebt.

Stel je eens voor dat iemand die je niet kent, die favoriete vriend oppakt. Hij raakt hem niet alleen aan, nee, hij pakt hem vast en sleept hem naar buiten. Zo een woestijn in. Hij sleept hem meter na meter achter zich aan door het zand. En dan gaat hij er doodleuk op zitten, alsof die vriend van jou helemaal van hem is. Hoe zou je denk je reageren? Verdrietig, woedend of juist onverschillig? Wat zou je zeggen tegen een persoon die zoiets doet?

Een apart vraagstuk, waar je vrij in bent om zo lang over na te denken als je wilt. Ik heb er wel mooi de vragen mee ontweken die er werkelijk toe doen: wat is er zo belangrijk aan die versleten, rode stoel? Wat is de waarheid rondom dat ding?

De lompe waarheid is dat het een bewerkte stockfoto is, waar ik een licentie voor heb (voor mensen die zich daar ongerust over mochten maken). Over de andere waarheid, de waarheid waar je naar op zoek bent, ga ik helaas geen uitspraken doen. Breek je hoofd er maar niet over. Richt je maar op het vraagstuk hierboven. Vergeet die rode stoel. Misschien stelt die stoel ook helemaal niet zo veel voor.

Jan