Blog

Tijdens het schrijven van een fantasy boek dat vol zit met draken, moet je de omvang van die dieren uiteraard ook goed onder woorden brengen. Soms gebeurt dat letterlijk door de afmetingen te noemen, maar ook door vergelijkingen te maken. Hoe groot die dingen in het boek zijn? Episch.

De wereld is gevormd door hun omvang, zeker het ondergrondse gedeelte ervan. Veel plaatsen en tunnels zijn ontstaan door hun toedoen en met hun omvang en bewegingsvrijheid in gedachten. Mensen vallen daarbij een beetje in het niet. Schaal is wat dat betreft een vrij groot dingetje. Iets wat bij de lezer duidelijk moet zijn, zonder dat je hem of haar continu bedelft onder afmetingen.

In het boek passeren verschillende drakenrassen de revue, maar de oudste soort, de gevaarlijkste, is het grootst: zo’n 13 meter hoog, 50 meter lang en een spanwijdte van meer dan 50 meter. Gigantische beesten dus, die met een enkele stap de grond doen beven en met een slag van hun vleugels een orkaan veroorzaken.

Deze draken zijn de beesten die ooit de wereld in as hebben gelegd en dat opnieuw zouden kunnen doen, wanneer ze ontwaken en daar zin in hebben. Of ze er zin in hebben is overigens niet altijd iets wat ertoe doet. Ze doen het. Punt.

Het is dus vreemd om je voor te moeten stellen dat iemand bewust onderweg is naar de slaapplaats van deze draken, met als doel ze te ontwaken. Zo iemand moet of compleet gestoord zijn, of heel goed weten wat hij van plan is. Het helpt wel als zo iemand de juiste personen om zich heen heeft verzameld en de juiste literatuur bij zich heeft.

Jan

Na weken van vage blogposts over zaken uit het boek, leek het me voor de verandering interessant om een blog te schrijven over het schrijfproces zelf. Een kort verslag over de stand van zaken tot nu toe.

Om te beginnen, speciaal voor degenen die gefixeerd zijn op kwantiteit: ik ben nu ongeveer halverwege het boek, rond pagina 150. Het boek zal waarschijnlijk tussen de 300 en 350 pagina’s gaan tellen. Dat betekent dus dat ik nog even bezig ben, maar het voelt goed om langzaam naar het einde toe te schrijven. Het einde an sich is natuurlijk niet iets waar je een boek voor schrijft, maar tijdens het schrijven bouw je daar wel naartoe en vallen steeds meer puzzelstukjes op hun plek. Het is verder leuk, en soms ook sadistisch, om te weten wat er met bepaalde personages gaat gebeuren en ze iedere dag een stapje dichter bij hun eindbestemming te brengen.

De personages staan tijdens het schrijven op de eerste plek, maar ik ben ook vrij bewust bezig met de plot. Alleen niet continu. Ik weet het einde, de grove structuur en de belangrijkste omslagmomenten, maar zo nu en dan ontstaat er ineens een hoofdstuk. Ik heb uiteraard ook belachelijk veel aantekeningen, een archief van bijna 15 jaar. Zo nu en dan snuffel ik in die oude bestanden en kom ik dingen tegen die ik op de juiste plek in het verhaal kwijt kan. Een interessante mengelmoes dus van oude en nieuwe ideeën die in elkaar overlopen.

Het schrijven op zich verloopt vrij goed. Wat mij helpt, is dat ik voor mezelf geen strenge regels heb opgesteld wat betreft het aantal woorden dat ik wil schrijven op een dag. Ik heb vaak wel als doel dat ik bepaalde hoofdstukken aan het eind van de week voltooid wil hebben. Dat helpt mij in ieder geval beter om voldoende tijd voor het schrijven in te plannen en vooruitgang te boeken.

Iets wat me tijdens het schrijven het meeste plezier geeft, is dat de personages een eigen stem hebben en tot leven zijn komen. (Iets wat hopelijk ook bij de lezer gebeurt wanneer hij of zij het boek leest.) Dergelijke uitspraken hoor je wel vaker van bekende schrijvers, maar het is bijzonder om dat zelf mee te maken als beginnend schrijver. Het komt er min of meer op neer, dat de personages een eigen persoonlijkheid ontwikkelen tijdens het schrijven en dat ze zich daarnaar gaan gedragen. Als schrijver ken je de personages door en door, je hebt ze bedacht en een backstory gegeven, maar soms kunnen ze je verrassen. Voor je er erg in hebt, heb je iets opgeschreven wat je zelf ook verrast tijdens het schrijven, maar waarvan je gelijk weet dat het past bij het personage of bij een bepaalde situatie. Die momenten zijn geweldig om mee te maken en werken inspirerend.

Gezien het boek steeds meer vorm krijgt, begin ik mij inmiddels ook wat vaker bezig te houden met uitgevers. Naar welke uitgever ik het wil gaan inzenden en of ik een proefversie van een hoofdstuk zal indienen, om te kijken wat voor reactie ik krijg. Het is heel verleidelijk om daar nu al veel tijd en energie in te steken, maar dat probeer ik niet te doen. Het boek komt op de eerste plaats, daarna de manier waarop ik het wil uitgeven en bij wie of wat. En met die wijze woorden sluit ik deze blog af. Ik ga weer eens verder met schrijven.

Jan

Vuur is iets waar geen gebrek aan is in een wereld vol draken. Het is voor alles en iedereen aanwezig, meestal op een ongewenste manier. Niet op de laatste plaats voor de draken zelf, gezien het rondvliegen met brandbare gassen in je lijf de nodige risico’s met zich meebrengt.

Door alle ellende die vuur veroorzaakt, wordt weleens vergeten dat het ook voor veel goeds zorgt. Het kan bescherming bieden, licht in het duister maken en het kan levens redden. In de juiste handen kan vuur wonderen verrichten. Het vervelende is helaas dat het geen perfecte wereld is. Vuur komt regelmatig in de verkeerde handen terecht, of komt, in het geval van mijn boek, uit de verkeerde kaken en neusgaten.

Naast de vernietigende kracht die vuur kan uitoefenen, is er nog een randverschijnsel dat voor velen bijna nog dodelijker is dan het vuur zelf: mensen en wezens die gewichtig over vuur doen. Vergelijkbaar met iets té fanatieke brandweermannen die maar niet over vuur uitgepraat raken. Vuur wordt door sommigen van hen gezien als iets goddelijks, iets dat leeft en een eigen wil heeft. Dat is natuurlijk niet helemaal vreemd: vuur heeft zuurstof nodig, kan groeien en eindigen. Maar om er nou complete religies aan te wijden en vuur te aanbidden, dat is weer een paar stappen verder.

De wereld en haar bewoners hebben zich allemaal op hun eigen manier aangepast aan draken en hun vuur. Ze hebben ermee leren leven. Woningen zijn meestal brandwerend of op plekken gebouwd waar draken onmogelijk bij kunnen komen. En de bewoners zelf hebben bijzonder creatieve dingen ontwikkeld om zich tegen vuur te wapenen. Veel dingen zijn logisch en praktisch, maar er zijn ook dingen… die niet bepaald alledaags zijn. Ze zijn mysterieus, om dat vage woord maar weer eens te gebruiken.

Jan

Je hebt van die stadjes waar de tijd niet aardig voor is geweest. Plaatsen die ooit ongekend mooi waren en welvaart kenden, maar die door het verstrijken van de tijd zijn veranderd in ruïnes. Ze zijn nauwelijks nog herkenbaar voor iemand die zo’n stad in zijn hoogtijdagen heeft gezien. Het zijn vage schimmen geworden van dat wat ooit was. Plekken waar niemand graag lang rondhangt.

Turah is een stadje dat tot deze categorie steden behoort. Het was ooit een gezellig en druk handelsstadje, dat het vooral van reizigers moest hebben. Turah was namelijk het laatste stadje aan de rand van een immense woestijn. Mensen en andere wezens die het waagden om de woestijn over te steken, sloegen in Turah altijd proviand in voor de grote oversteek. Of ze kwamen uitgeput na een lange tocht door de woestijn in Turah aan, om in één van de vele herbergen te overnachten en weer op krachten te komen. Een goudmijn dus voor verkopers en herbergiers.

De stroom reizigers eindigde vrij abrupt, toen de familie Adalgar (daar heb je ze weer) hun oorlog naar de Bovenwereld verplaatste. Turah lag van de ene op de andere dag op een route voor troepen die marcheerden en vernietigden. De doorsnee reiziger besloot om via andere routes te gaan reizen en dat betekende de doodsteek voor Turah. Het stadje raakte in verval en de natuur kreeg vrij spel. Door de jaren heen werd de stad door de natuur terug geclaimd. Klimop, onkruid en andere wilde planten erfden de stad.

Turah is een stadje dat tegenwoordig nog steeds wordt vermeden door reizigers die zichzelf als verstandig beschouwen. Toch ken ik een paar mensen die waarschijnlijk maling hebben aan wat andere reizigers doen of vinden. Een groepje ongeregeld dat zomaar in Turah terecht zou kunnen komen. En of ze wel of niet verstandig zijn, is ook iets wat nog openstaat voor discussie.

Jan

Een Apocalyps is vrij vervelend. Er sterven mensen, spullen gaan kapot en het klimaat wordt er ook niet beter op. Het zou ook verschrikkelijk zijn als bijvoorbeeld koffie dan helemaal van de aardbodem verdwijnt. Als koffiegebruiker is dat iets wat ik eigenlijk niet wil en kan geloven.

Koffie is daarom één van de dingen die niet vergaan is in de wereld van het boek. Het is een stuk schaarser geworden, maar het wordt nog steeds verbouwd en gedronken. En je komt het op de vreemdste plekken tegen. Het kan zijn dat je bijvoorbeeld op een plek komt diep onder de grond, in the middle of nowhere, waar ze niets anders hebben dan koffiebonen, water en mokken.

De bonen worden meestal op primitieve wijze tot koffie vermalen, maar er zijn ook plekken waar men nog werkende koffiezetapparaten heeft. Machines die eeuwenoud zijn, maar nog steeds werken, doordat ze met respect en liefde behandeld worden door de gebruikers.

Koffie is voor de meeste mensen, die het zich kunnen veroorloven, nog steeds vaste prik in de ochtend. Net als in onze wereld helpt koffie de gebruiker op de eerste plaats met wakker worden. En dat is maar goed ook. Je wilt namelijk geen krijger tegenkomen voordat hij zijn dagelijkse dosis koffie heeft gehad in de ochtend. Iets wat ook geldt voor beginnende schrijvers.

Jan